2 O God, Gij zijt mijn God, U zoek ik,mijn ziel dorst naar U,mijn vlees smacht naar U,in een dor en dorstig land, zonder water.
3 Zo heb ik U in het heiligdom aanschouwd,ziende uw sterkte en uw heerlijkheid.
4 Want uw goedertierenheid is beter dan het leven;mijn lippen zullen U roemen.
5 Zo wil ik U prijzen mijn leven lang,in uw naam mijn handen opheffen.
6 Als met vet en merg word ik verzadigd,mijn mond looft met jubelende lippen,
7 wanneer ik Uwer gedenk op mijn legerstede,in nachtwaken over U peins.
8 Want Gij zijt mij een hulp geweest,in de schaduw van uw vleugelen jubel ik.