5 Zo wil ik U prijzen mijn leven lang,in uw naam mijn handen opheffen.
6 Als met vet en merg word ik verzadigd,mijn mond looft met jubelende lippen,
7 wanneer ik Uwer gedenk op mijn legerstede,in nachtwaken over U peins.
8 Want Gij zijt mij een hulp geweest,in de schaduw van uw vleugelen jubel ik.
9 Mijn ziel is aan U verkleefd,uw rechterhand houdt mij vast.
10 Maar wie mijn leven zoeken te verderven,zullen komen in de diepten der aarde.
11 Men zal hen overleveren aan de macht van het zwaard,zij zullen een prooi der vossen worden.