1 Voor de koorleider. Een psalm van David.
2 Hoor, o God, mijn stem in mijn klagen,behoed mijn leven voor de verschrikking van de vijand;
3 verberg mij voor de raadslag van de boosdoeners,voor het woelen van de bedrijvers van ongerechtigheid,
4 die hun tong wetten als een zwaard,die hun pijl aanleggen – een bitter woord –
5 om in het verborgene op de onschuldige te schieten;plotseling schieten zij op hem, zonder iets te ontzien.
6 Zij verstouten zich tot een boos stuk,zij spreken ervan strikken te verbergen;zij zeggen: Wie ziet ze?