21 Die God is ons een God van uitreddingen,bij de Here Here zijn uitkomsten tegen de dood.
22 Waarlijk, God verplettert het hoofd van zijn vijanden,de harige schedel van wie volhardt in zijn schuldige daden.
23 De Here heeft gezegd: Uit Basan breng Ik weder,Ik breng weder uit de diepten der zee,
24 opdat gij uw voet baadt in bloed,de tong uwer honden haar deel krijge van de vijanden.
25 Men ziet uw feeststoet, o God,de feeststoet van mijn God, mijn Koning, in het heiligdom.
26 Voorop gaan zangers, daarachter snarenspelers,in het midden jonkvrouwen, die de tamboerijn slaan.
27 In koren prijzen zij God,de Here, die immers de springader Israëls is.