30 Vanwege uw tempel, ter wille van Jeruzalembieden koningen u geschenken.
31 Bedreig het gedierte in het riet,de stierenbende met de kalveren der volken,Gij, die u werpt op hen die belust zijn op zilver,verstrooi de volken die behagen scheppen in strijd.
32 Aanzienlijken naderen uit Egypte,Ethiopië strekt haastig de handen uit tot God.
33 Gij koninkrijken der aarde, zingt Gode,psalmzingt de Here; sela
34 Hem, die door de aloude hemel der hemelen rijdt.Hoor, Hij laat zijn machtige stem weerklinken!
35 Geeft Gode sterkte;zijn majesteit is over Israël,zijn sterkte in de wolken.
36 Geducht zijt Gij, o God, uit uw heiligdom;Hij, Israëls God, verleent sterkteen volheid van kracht aan zijn volk.Geprezen zij God!