1 Voor de koorleider. Op de wijze van: De leliën. Van David.
2 Verlos mij, o God, want het wateris gekomen tot aan de lippen;
3 ik ben verzonken in bodemloos slijk,waar ik niet kan staan;ik ben gekomen in diepe wateren,een vloed overstroomt mij.
4 Ik ben moede door mijn roepen, mijn keel is hees,mijn ogen zijn bezweken van het uitzien naar mijn God.