14 Maar mijn gebed is tot U, Here,ten tijde des welbehagens;o God, antwoord mij naar uw grote goedertierenheidmet uw trouwe hulp.
15 Red mij uit het slijk, opdat ik niet verzinke,laat mij gered worden van mijn haters,en uit de diepe wateren.
16 Laat de watervloed mij niet overstromen,noch de diepte mij verslinden,noch de put zijn mond boven mij toesluiten.
17 Antwoord mij, o Here, want rijk is uw goedertierenheid,wend U tot mij naar uw grote barmhartigheid,
18 verberg uw aangezicht niet voor uw knecht,want het is mij bang te moede; antwoord mij haastelijk.
19 Nader tot mijn ziel, bevrijd haar,verlos mij om mijner vijanden wil.
20 Gij, Gij kent mijn smaad, mijn schaamte en mijn schande;allen die mij benauwen, staan vóór U.