1 Bij U, o Here, schuil ik;laat mij nimmer beschaamd worden.
2 Red mij en bevrijd mij door uw gerechtigheid;neig uw oor tot mij en verlos mij.
3 Wees mij tot een rots ter woning,waarheen ik bestendig kan gaan,die Gij beschikt hebt tot mijn redding,want mijn rots en mijn vesting zijt Gij.
4 O God, bevrijd mij uit de hand van de goddeloze,uit de greep van booswicht en geweldenaar.
5 Want Gij zijt mijn verwachting,Here Here, mijn vertrouwen van mijn jeugd aan;
6 op U heb ik gesteund van de moederschoot aan,van het ingewand mijner moeder aan zijt Gij mijn helper;U geldt bestendig mijn lofzang.
7 Ik ben voor velen als een wonder geweest,doch Gij waart mijn machtige toevlucht.