3 Wees mij tot een rots ter woning,waarheen ik bestendig kan gaan,die Gij beschikt hebt tot mijn redding,want mijn rots en mijn vesting zijt Gij.
4 O God, bevrijd mij uit de hand van de goddeloze,uit de greep van booswicht en geweldenaar.
5 Want Gij zijt mijn verwachting,Here Here, mijn vertrouwen van mijn jeugd aan;
6 op U heb ik gesteund van de moederschoot aan,van het ingewand mijner moeder aan zijt Gij mijn helper;U geldt bestendig mijn lofzang.
7 Ik ben voor velen als een wonder geweest,doch Gij waart mijn machtige toevlucht.
8 Mijn mond is vervuld van uw lof,de ganse dag van uw luister.
9 Verwerp mij niet ten tijde des ouderdoms,begeef mij niet, nu mijn kracht vergaat.