2 Hij richte uw volk met gerechtigheid,uw ellendigen met recht.
3 Mogen voor het volk de bergen vrede dragen,ook de heuvelen, in gerechtigheid.
4 Hij verschaffe recht aan de ellendigen des volks,Hij redde de armen, maar verbrijzele de verdrukker.
5 Men vreze u, zolang de zon er is,en zolang de maan er is, van geslacht tot geslacht.
6 Hij zij als de regen die neerdaalt op het grasland,als regenbuien die de aarde besproeien.
7 In zijn dagen bloeie de rechtvaardigeen grote vrede, totdat er geen maan meer is.
8 Hij heerse van zee tot zee,van de Rivier tot de einden der aarde.