5 Men vreze u, zolang de zon er is,en zolang de maan er is, van geslacht tot geslacht.
6 Hij zij als de regen die neerdaalt op het grasland,als regenbuien die de aarde besproeien.
7 In zijn dagen bloeie de rechtvaardigeen grote vrede, totdat er geen maan meer is.
8 Hij heerse van zee tot zee,van de Rivier tot de einden der aarde.
9 Mogen voor hem de woestijnbewoners zich bukken,zijn vijanden het stof lekken;
10 de koningen van Tarsis en de kustlandenhem geschenken brengen,de koningen van Saba en Sebahem schatting offeren,
11 mogen alle koningen zich voor hem nederbuigen,alle volkeren hem dienen.