6 Daarom is de trots hun een halssieraad,het geweld omhult hen als een kleed;
7 hun ogen puilen uit van vet,de inbeeldingen van hun hart lopen over;
8 zij spotten, en boosaardig spreken zij van verdrukking,zij spreken uit de hoogte;
9 ze zetten een mond op tegen de hemel,en hun tong roert zich op de aarde.
10 Daarom wendt zijn volk zich hierheen,en als water in overvloed wordt het door hen geslorpt;
11 zij zeggen: Hoe zou God het weten;zou er ook wetenschap zijn bij de Allerhoogste?
12 Zie, zo zijn de goddelozen,altijd onbezorgd vermeerderen zij het bezit.