2 Gedenk uw gemeente, die Gij van ouds hebt verworven,die Gij verlost hebt als de stam van uw erfdeel,de berg Sion, waarop Gij uw woning hebt gevestigd.
3 Richt uw schreden naar wat voorgoed in puin ligt;alles heeft de vijand in het heiligdom vernield.
4 Uw tegenstanders brulden in uw vergaderplaatsen hebben er hun tekenen als tekenen opgesteld;
5 het had het aanzien, alsof iemand de bijl van omhoogop het kreupelhout deed neerkomen;
6 toen sloegen zij het snijwerk daaraanaltegader stuk met bijl en houweel;
7 uw heiligdom staken zij in brand,zij ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam;
8 zij zeiden bij zichzelf: Laten wij hen altegader verdrukken.Zij verbrandden alle godshuizen in den lande.