5 het had het aanzien, alsof iemand de bijl van omhoogop het kreupelhout deed neerkomen;
6 toen sloegen zij het snijwerk daaraanaltegader stuk met bijl en houweel;
7 uw heiligdom staken zij in brand,zij ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam;
8 zij zeiden bij zichzelf: Laten wij hen altegader verdrukken.Zij verbrandden alle godshuizen in den lande.
9 Onze tekenen zien wij niet, geen profeet is er meer,niemand onder ons, die weet tot hoelang.
10 Ja, hoelang nog zal de tegenstander honen, o God;zal de vijand uw naam voor altijd versmaden?
11 Waarom houdt Gij uw hand, ja uw rechterhand, terug?Trek ze uit uw boezem, verdelg!