6 toen sloegen zij het snijwerk daaraanaltegader stuk met bijl en houweel;
7 uw heiligdom staken zij in brand,zij ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam;
8 zij zeiden bij zichzelf: Laten wij hen altegader verdrukken.Zij verbrandden alle godshuizen in den lande.
9 Onze tekenen zien wij niet, geen profeet is er meer,niemand onder ons, die weet tot hoelang.
10 Ja, hoelang nog zal de tegenstander honen, o God;zal de vijand uw naam voor altijd versmaden?
11 Waarom houdt Gij uw hand, ja uw rechterhand, terug?Trek ze uit uw boezem, verdelg!
12 Toch is God mijn Koning van oudsher,die in het midden der aarde verlossing bewerkt.