5 Schitterend waart Gij, heerlijk,van het roofgebergte af;
6 de trotsen van hart werden uitgeschud,zij verzonken in slaap;niemand van de dapperen vond zijn kracht.
7 Voor uw dreigen, o God van Jakob,verzonken zo wagens als paarden in diepe slaap.
8 Gij, geducht zijt Gij; wie kan bestaanvoor uw aangezicht, wanneer uw toorn ontbrandt?
9 Uit de hemel deedt Gij het oordeel horen,de aarde vreesde en werd stil,
10 toen God opstond ten gerichteom al de ootmoedigen op aarde te verlossen. sela
11 Waarlijk, de grimmige mensen moeten U loven,Gij beteugelt de rest der grimmigen.