13 van al uw werken gewagenen uw daden overdenken.
14 O God, in heiligheid is uw weg;wie is een God, groot als God?
15 Gij zijt de God, die wonderen werkt,Gij hebt onder de volken uw macht doen kennen.
16 Gij hebt uw volk met machtige arm verlost,de zonen van Jakob en Jozef. sela
17 De wateren zagen U, o God,de wateren zagen U, zij sidderden,zelfs de diepten beefden.
18 De wolken goten water uit,het zwerk deed de donder horen,ook vlogen uw pijlen rond.
19 Het gedreun van uw donder rolde voort,de bliksemen verlichtten de wereld,de aarde sidderde en beefde.