11 en vergaten zijn werken en zijn wonderen,die Hij hun had doen zien.
12 Ten aanschouwen van hun vaderen deed Hij wonderenin het land Egypte, het veld van Soan;
13 Hij kliefde de zee, Hij voerde hen erdoorheen,en bracht het water tot staan als een dam;
14 Hij geleidde hen met een wolk des daagsen met vurig licht de ganse nacht;
15 Hij kliefde rotsen in de woestijn,en drenkte hen rijkelijk met watervloeden;
16 Hij deed beken vloeien uit de rotsen water neerstromen als rivieren.
17 Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen,zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste;