15 Hij kliefde rotsen in de woestijn,en drenkte hen rijkelijk met watervloeden;
16 Hij deed beken vloeien uit de rotsen water neerstromen als rivieren.
17 Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen,zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste;
18 zij verzochten God in hun hartdoor spijze te vragen naar hun lust;
19 zij spraken tegen God, zij zeiden:Kan God een dis aanrichten in de woestijn?
20 Zie, Hij sloeg de rots, dat er water vloeide,en beken stroomden;zou Hij ook brood kunnen geven,of vlees verschaffen aan zijn volk?
21 Daarom werd de Here, toen Hij het hoorde, verbolgen,en een vuur ontbrandde tegen Jakob,ook verhief zich toorn tegen Israël,