17 Maar zij bleven verder tegen Hem zondigen,zij waren in de wildernis weerspannig tegen de Allerhoogste;
18 zij verzochten God in hun hartdoor spijze te vragen naar hun lust;
19 zij spraken tegen God, zij zeiden:Kan God een dis aanrichten in de woestijn?
20 Zie, Hij sloeg de rots, dat er water vloeide,en beken stroomden;zou Hij ook brood kunnen geven,of vlees verschaffen aan zijn volk?
21 Daarom werd de Here, toen Hij het hoorde, verbolgen,en een vuur ontbrandde tegen Jakob,ook verhief zich toorn tegen Israël,
22 omdat zij in God niet geloofdenen op zijn hulp niet vertrouwden.
23 Toen gebood Hij de wolken daarbovenen opende de deuren des hemels;