32 Ondanks dit alles zondigden zij verderen vertrouwden niet op zijn wonderen.
33 Toen deed Hij hun dagen eindigen in nietigheiden hun jaren in verschrikking.
34 Als Hij hen doodde, dan vroegen zij naar Hem,bekeerden zich en zochten God,
35 en gedachten, dat God hun rots was,en God, de Allerhoogste, hun verlosser.
36 Maar zij bedrogen Hem met hun monden belogen Hem met hun tong;
37 hun hart was niet standvastig bij Hem,zij waren niet getrouw aan zijn verbond.
38 Maar Hij, de barmhartige, verzoendede ongerechtigheid en verdierf niet;Hij wendde menigmaal zijn toorn afen wekte zijn volle grimmigheid niet op;