46 Hij gaf hun gewas aan de kaalvreteren hun opbrengst aan de sprinkhaan.
47 Hij verdierf hun wijnstok door de hagelen hun moerbeivijgeboom door de ijzel;
48 hun vee gaf Hij prijs aan de hagelen hun kudden aan de vurige schichten.
49 Hij zond tegen hen zijn brandende toorn,verbolgenheid en angstwekkende gramschap,een schare van verderfengelen.
50 Hij baande een pad voor zijn toorn,Hij behoedde hun zielen niet voor de dood,maar gaf hun leven prijs aan de pest.
51 Hij sloeg alle eerstgeborenen in Egypte,de eerstelingen van hun kracht in de tenten van Cham.
52 Hij liet zijn volk als schapen optrekken,leidde hen als een kudde door de woestijn.