9 Hoor mijn volk, Ik wil u vermanen,o Israël, of gij naar Mij hoordet!
10 Geen vreemde god zal onder u zijn,gij zult u niet nederbuigen voor een uitlandse god.
11 Ik, de Here, ben uw God,die u opvoerde uit het land Egypte;doe uw mond wijd open en Ik zal hem vullen.
12 Maar mijn volk luisterde niet naar mijn stem,Israël was onwillig tegen Mij.
13 Daarom liet Ik hen gaan in de verstoktheid huns harten,zodat zij in hun eigen raadslagen wandelden.
14 Och, dat mijn volk naar Mij luisterde,dat Israël in mijn wegen wandelde!
15 Welhaast zou Ik hun vijanden vernederen,en mijn hand tegen hun tegenstanders keren.