2 O God, houd U niet stil,zwijg niet en blijf niet werkeloos, o God.
3 Want zie, uw vijanden tieren,uw haters steken het hoofd op;
4 zij smeden een listige aanslag tegen uw volken beraadslagen tegen uw beschermelingen.
5 Zij zeggen: Komt, laten wij hen als volk verdelgen,zodat aan de naam van Israël niet meer wordt gedacht.
6 Want zij hebben eensgezind beraadslaagd,tegen U een verbond gesloten:
7 de tenten van Edom en de Ismaëlieten,Moab en de Hagrieten,
8 Gebal, Ammon en Amalek,Filistea met de inwoners van Tyrus;