30 zijn nakroost zal Ik voor immer doen voortbestaan,en zijn troon als de dagen des hemels.
31 Indien zijn zonen mijn wet verlaten,en niet naar mijn verordeningen wandelen;
32 indien zij mijn inzettingen ontwijden,en mijn geboden niet onderhouden,
33 dan zal Ik hun overtreding met de roede bezoeken,en hun ongerechtigheid met plagen;
34 maar mijn goedertierenheid zal Ik hem niet onthouden,mijn trouw zal Ik niet verloochenen,
35 mijn verbond zal Ik niet ontwijden,noch veranderen wat over mijn lippen gekomen is.
36 Eenmaal heb Ik bij mijn heiligheid gezworen:Hoe zou Ik tegenover David liegen!