34 maar mijn goedertierenheid zal Ik hem niet onthouden,mijn trouw zal Ik niet verloochenen,
35 mijn verbond zal Ik niet ontwijden,noch veranderen wat over mijn lippen gekomen is.
36 Eenmaal heb Ik bij mijn heiligheid gezworen:Hoe zou Ik tegenover David liegen!
37 Zijn nakroost zal voor altoos bestaan,zijn troon zal als de zon vóór Mij zijn;
38 als de maan zal hij voor altoos vaststaan,en de getuige aan de hemel is getrouw. sela
39 Toch hebt Gij verstoten en versmaad,Gij zijt verbolgen geweest op uw gezalfde;
40 het verbond met uw knecht hebt Gij teniet gedaan,zijn kroon ter aarde toe ontwijd;