5 Want mijn pleitzaak en mijn geding hebt Gij berecht,als rechtvaardig rechter de rechterstoel bestegen.
6 Gij hebt de volken gedreigd,de goddelozen te gronde gericht,hun naam hebt Gij uitgewist voor altoos en immer;
7 de vijanden zijn weg – eeuwige puinhopen –,want steden hebt Gij verwoest,zelfs hun gedachtenis is vergaan.
8 Maar de Here zetelt voor eeuwig,zijn rechterstoel heeft Hij ten gerichte gezet;
9 ja, Hij oordeelt de wereld in gerechtigheid,Hij richt de natiën in rechtmatigheid.
10 Daarom is de Here een burcht voor de verdrukte,een burcht in tijden van nood.
11 Daarom vertrouwen op U wie uw naam kennen,want Gij hebt nooit verlaten wie U zoeken, o Here.