10 De dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren,en, indien wij sterk zijn, tachtig jaren;wat daarin onze trots was, is moeite en leed,want het gaat snel voorbij, en wij vliegen heen.
11 Wie kent de sterkte van uw toorn,en uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt?
12 Leer ons zó onze dagen tellen,dat wij een wijs hart bekomen.
13 Keer weder, o Here! Hoelang nog?en ontferm U over uw knechten.
14 Verzadig ons in de morgenstond met uw goedertierenheid,opdat wij jubelen en ons verheugen al onze dagen.
15 Verheug ons naar de dagen waarin Gij ons hebt verdrukt,naar de jaren waarin wij onheil hebben gezien.
16 Laat uw werk aan uw knechten openbaar worden,en uw heerlijkheid over hun kinderen;