3 in de morgenstond uw goedertierenheid te verkondigen,en uw trouw in de nachten,
4 op het tiensnarig instrument en op de harp,bij snarenspel op de citer.
5 Want Gij, Here, hebt mij verheugd door uw daden,over de werken uwer handen zal ik jubelen.
6 Hoe groot zijn uw werken, o Here;zeer diep zijn uw gedachten.
7 Een redeloos mens verstaat het niet,en een dwaas begrijpt dit niet:
8 wanneer de goddelozen uitspruiten als het groene kruiden alle bedrijvers van ongerechtigheid bloeien –zij zullen voor immer verdelgd worden.
9 Maar Gij, o Here, zeteltin den hoge voor eeuwig.