19 Bij de veelheid van mijn gedachten in mijn binnensteverkwikten uw vertroostingen mijn ziel.
20 Hebt Gij iets gemeen met de zetel van het verderf,die onder schijn van recht onheil sticht?
21 Zij maken jacht op het leven van de rechtvaardige,en onschuldig bloed verklaren zij schuldig.
22 Maar de Here was mij tot een burcht,en mijn God de rots mijner toevlucht;
23 Hij toch vergold hun het onrecht,in hun boosheid verdelgde Hij hen,Hij, de Here, onze God, verdelgde hen.