2 God kleedt Zich in het licht alsof het een mantel is.De hemel wordt door Hem als een tent opgezet.
3 In de wateren maakt Hij zijn zalen.De wolken zijn de wagen waarop Hij rijdten Hij wandelt op de vleugels van de wind.
4 De windrichtingen zijn zijn boodschappersen het vlammende vuur dient Hem.
5 De aarde werd door Hem vast neergezet,zij zal niet omvallen.
6 U hebt de diepten van het water bedekt als met een kleed.Het water reikte zelfs tot boven de bergen.
7 Het stroomde weg op uw gezag.Voor uw stem, die klonk als de dreiging van de donder,vloeide het snel weg.
8 De hoge bergen en de diepe dalenontstonden precies waar U ze hebben wilde.