1 Een lied van David voor de koordirigent. Te zingen bij snarenspel.
2 Hoort U mijn smeken wel, o God?Luister toch naar mijn gebed.
3 Vanuit de verste uithoek van het landroep ik U, ik kan niet meer!Wilt U mij naar een plaats brengenwaar ik zelf niet kan komen?Een plaats waar ik veilig ben?
4 U hebt mij immers altijd beschermd,bij U schuilde ik altijd tegen de vijand.
5 Laat mij toch altijd in uw huis mogen blijven.Laat mij bij U mogen schuilen,veilig onder uw vleugels.
6 O God, U hebt mijn geloften gehoord,al uw volgelingen ontvangen uw erfenis.
7 Geef de koning een lang levenen laat zijn nageslacht altijd regeren.
8 Geef dat hij U ook altijd trouw zal volgen,laten uw goedheid, liefde en trouwhem altijd beschermen.
9 Dan zal ik voortdurend uw lof zingenen elke dag mijn geloften nakomen.