5 De aarde werd door Hem vast neergezet,zij zal niet omvallen.
6 U hebt de diepten van het water bedekt als met een kleed.Het water reikte zelfs tot boven de bergen.
7 Het stroomde weg op uw gezag.Voor uw stem, die klonk als de dreiging van de donder,vloeide het snel weg.
8 De hoge bergen en de diepe dalenontstonden precies waar U ze hebben wilde.
9 U hebt aan het water grenzen gesteld,die niet worden overschreden.De aarde heeft niets meer te vrezen.
10 God laat de bronnen ontspringenen het water als kleine beekjeslangs de berghellingen naar beneden stromen.
11 Alle dieren lessen hun dorst daaraan,ook de wilde ezels.