22 Jozef mocht alle bezittingen beherenen de leiders van Egypte leerden veel van zijn wijsheid.
23 Toen Jakob en zijn familienaar het land Egypte waren gekomenen daar als vreemdelingen tussen de mensen woonden,
24 maakte God het volk steeds groter.Ook werd het machtiger dan wie ook.
25 Daardoor maakte Hijdat de tegenstanders het volk gingen hatenen hen met list tegemoet traden.
26 Toen stuurde Godzijn dienaar Mozesen diens broer Aäron, die Hij ook had uitgekozen.
27 Zij deden voor de ogen van de Egyptenarende wonderen die Hij hun had voorzegd.
28 God stuurde de donkere duisternisen er was geen hand voor de ogen te zien.Maar zij sloegen er geen acht op.