33 God vernietigde hun wijnstokken,vijgebomen en alle andere bomen.
34 Op zijn woord kwamen er sprinkhanen over het land,ontelbaar veel.
35 Al het groene gewasen alle andere gewassen op het landwerden weggevreten.
36 Ten slotte doodde Hij alle oudste zonen in heel Egypte,de stamhouders, op wie ieder zijn hoop had gevestigd.
37 God leidde zijn volk met goud en zilver het land Egypte uit,niemand bleef achter.
38 In Egypte was men blij dat zij gingen,want de Israëlieten hadden de Egyptenarengrote angst aangejaagd.
39 God gaf daarop een wolk die het volk leiddeen 's nachts had het een vuurzuil als lichtbaken.