36 Ten slotte doodde Hij alle oudste zonen in heel Egypte,de stamhouders, op wie ieder zijn hoop had gevestigd.
37 God leidde zijn volk met goud en zilver het land Egypte uit,niemand bleef achter.
38 In Egypte was men blij dat zij gingen,want de Israëlieten hadden de Egyptenarengrote angst aangejaagd.
39 God gaf daarop een wolk die het volk leiddeen 's nachts had het een vuurzuil als lichtbaken.
40 Toen zij erom vroegen,gaf Hij hun kwartels als vlees te eten.En elke dag was er meer dan voldoende manna,dat uit de hemel naar beneden kwam.Daarvan bakten zij brood.
41 Toen God een rots liet splijten,was er meer dan genoeg water.Er ontstond in die woestijn zelfs een rivier.
42 En dat deed Hij allemaalomdat Hij zijn dienaar Abraham een belofte had gedaan.