14 Zij wilden afgoden gaan vereren in de woestijnen zo daagden zij God uit daar in die woestenij.
15 Zij kregen van Hem wat zij wilden,maar een deel van het volk kwam om.
16 In het kamp werden zij jaloers op Mozes en Aäron,die door de Here waren uitgekozen.
17 De aarde ging open en Datan werd verzwolgen,en met hem ook Abiramen degenen die met hem gezondigd hadden.
18 Het vuur verbrandde allen die God hadden uitgedaagd.
19 Toen maakten zij bij de berg Horeb een gouden kalf,zij knielden ervoor neer alsof het een god was.
20 God, de Allerhoogste, ruilden zij invoor een beeld van een grasetende koe!