37 Hun zonen en dochters offerden zijaan de boze geesten.
38 Zo vloeide het onschuldige bloedvan hun eigen kinderen.Zij offerden hen aan de afgoden van het land Kanaänen het land werd ontheiligd door deze bloedschuld.
39 Door alles wat zij deden,verontreinigden zij zich voor God.Door wat zij deden,pleegden zij overspel:zij verlieten God en volgden de afgoden.
40 Toen brandde de toorn van de Here tegen hen los.Hij walgde van zijn volk en hun land.
41 Daarom gaf Hij hen overin de macht van vreemde volken,hun vijanden overheersten hen.
42 Zij zuchtten onder de verdrukkingen overmacht van hun tegenstanders.
43 Zo redde God hen vele keren,maar zij bleven hun eigen weg gaan.Uiteindelijk was er geen redden meer aan.