40 Toen brandde de toorn van de Here tegen hen los.Hij walgde van zijn volk en hun land.
41 Daarom gaf Hij hen overin de macht van vreemde volken,hun vijanden overheersten hen.
42 Zij zuchtten onder de verdrukkingen overmacht van hun tegenstanders.
43 Zo redde God hen vele keren,maar zij bleven hun eigen weg gaan.Uiteindelijk was er geen redden meer aan.
44 Telkens echter wanneer God hun onderdrukking zagen hun kermen hoorde,
45 herinnerde Hij Zich zijn verbond met hen.Dat was in hun voordeel.Dan kreeg God,in zijn grote goedheid en trouw,medelijden met hen.
46 Steeds vonden zij Hemen warmden zich aan zijn liefde en vergeving.Hun ontvoerders stuurden hen zelfsweer terug naar hun land.