1 Een psalm van David voor de koordirigent.Een dwaas zegt bij zichzelf:‘Er bestaat helemaal geen God.’De mensen begaan de ergste misdaden.Niemand doet wat goed is.
2 Vanuit de hemel kijkt de Hereop de mensen neer.Hij zoektof er nog één verstandig mens bij is,iemand die Hem zoekt.
3 Maar alle mensenzijn van Hem afgedwaald,met elkaar zijn zij het spoor bijster.Er is er zelfs niet ééndie doet wat goed is.
4 Weten zij het dan niet,al die zondaars,al die mensen die van anderen niets heel laten?Geen van hen zoekt de Here.
5 Opeens krijgen zij de schrik te pakken,paniek overvalt hun:het blijkt dat God de zijnen terzijde staat.
6 Uiteindelijk kunnen zij tegen de arme mensen toch niet op,omdat de Here hen beschermt.