1 Wat zijn de ongelovige volken toch dwaasom tegen de Here op te staan!Het is onbegrijpelijk dat deze mensen proberenGod te slim af te zijn!
2 De machthebbers van deze wereldhebben hun hoofden bijeen gestokenen de leidersspannen samen tegen de Here en zijn gezalfde.
3 ‘Kom op,’ zeggen zij,‘laten wij onze boeien verbrekenen onszelf bevrijden uit deze slavernij van God.’
4 Maar God in de hemel lacht wanneer Hij hen hoort.De Here bespot hun dwaze plannen.
5 Hij zal hen in zijn toorn aanspreken.Zij zullen van angst voor Hem ineenkrimpen.
6 ‘Dit is de Koning die Ik heb aangesteld,’verklaart de Here dan,‘en Ik heb Hem in Jeruzalem, mijn heilige stad,een troon gegeven.’