13 Er worden vallen voor mij gezetdoor de mensen die mij liever dood dan levend zien.Zij die mij in het ongeluk willen storten,spreken kwaad van mij en liegen voortdurend.
14 Het lijkt wel of ik doof ben,ik hoor niets.Ik kan niet meer spreken,ik krijg mijn mond niet open.
15 Ik ben inderdaad doofen krijg geen verweer over mijn lippen.
16 Ik verwacht alles van U, Here!U zult mij zeker antwoorden, Here, mijn God.
17 Ik dacht bij mijzelf:als zij maar geen leedvermaak over mij hebben,mij niet uitlachen als ik eens struikel.
18 Het lijkt er inderdaad op dat ik zal struikelen,voortdurend denk ik aan al mijn ellende.
19 Ik beken alles wat ik fout heb gedaan,ik verga van verdriet over al mijn zonden.