2 Zoals een hert naar water snakt,zo verlang ik naar U, God.
3 Mijn hele innerlijk verlangt naar de levende God,wanneer zou ik voor Hem mogen verschijnen?
4 Dag en nacht huil ik, ik proef alleen maar tranen,omdat men voortdurend aan mij vraagt waar mijn God is.
5 Eens ging ik aan het hoofd van een grote menigteop weg naar het Huis van God.Het was een feestvierende menigte.Overal klonk gejuich en lofprijzing.Daar zal ik aan terugdenken en mijzelf mee opbeuren.
6 Waarom ben ik toch zo onrustig en terneergeslagen?Ik moet alles alleen van God verwachten.Ik zal Hem zeker weer lofprijzen, mijn Bevrijder en mijn God!
7 Steeds opnieuw ben ik terneergeslagen.Daarom dwing ik mijzelf aan U te denkenen aan het land bij de Jordaan en het Hermongebergte.
8 Zoals het water klinkt en het bruisen van de rivieren,zo treffen mij uw beproevingen.