5 God, U bent mijn Koning,zorgt U toch voor de verlossing van uw volk!
6 In uw kracht vellen wij onze tegenstandersen in uw naam lopen wij hen die tegen ons in opstand komenonder de voet.
7 Ik vertrouw niet op mijn boogen verwacht geen verlossing van mijn zwaard.
8 U hebt ons bevrijd van onze vijanden,hen die ons haten hebt U voor schut gezet.
9 Wij beroemen ons voortdurend op onze God,uw naam zullen wij altijd prijzen.
10 Toch hebt U ons weggestuurd en vernederd,U bent niet meegegaan met onze legers toen die optrokken.
11 U zorgde ervoor dat wij voor onze vijanden moesten wijken,zij konden alles bij ons plunderen.