2 Hij maakte dit nadat de Edomiet Doëg hem aan Saul had verraden met de woorden: ‘David is in het huis van Achimélech.’
3 Och geweldenaar, waarom denkt udat het kwade u wel zal helpen?De liefde en goedheid van God houden nooit open gelden dag en nacht.
4 U bedenkt allerlei kwaad,uw tong is zo scherp als een scheermes.U bent een bedrieger!
5 U geeft de voorkeur aan het kwaadboven het goede.U liegt lieverdan dat u de waarheid spreekt.
6 U hoort het liefst slechte taalen een mond die bedriegt.
7 God zal u echter voor eeuwig verderven.Hij zal u uit uw huis wegslepenen een einde aan uw leven maken.
8 De oprechte mensen die het zien,zullen ontzag voor God hebben en zeggen: