2 Wees mij nabij, o God,en geef mij uw genade,want de mensen trappen mij tegen de grond.De hele dag brengen mijn tegenstandersmij in het nauw.
3 Mijn vijanden tergen mij de hele dag.Tallozen staan nu boven mijen strijden tegen mij.
4 Juist als alles mij angst aanjaagt,stel ik op U mijn vertrouwen.
5 Op U, mijn God.Ik prijs uw woord.Ik vertrouw op God en ken geen angst,wat zouden mensen mij kunnen aandoen?
6 Zij verdraaien voortdurend mijn woorden,zij beramen kwade plannen tegen mij.
7 Zij willen mij overvallen en bespioneren mij.Zij letten op elke stap die ik zetin de hoop mij te kunnen doden.
8 Zouden zij die zoveel slechts en zoveel zonden doen,kunnen ontkomen? O God, vernietig hen.