8 Zij bespotten U en mij,hun woorden zijn een aanval op wat heilig is.Zij denken dat niemand dat hoort.
9 U, Here, lacht hen uit!U bespot al die ongelovigen.
10 U bent al mijn kracht!Ik let alleen op U,want God is als een burcht voor mij,bij Hem kan ik schuilen.
11 Mijn God van liefde en trouw zal mij tegemoetkomen.God, laat mij met blijdschap neerzienop al die mensen die het mij moeilijk maakten.
12 Dood hen niet, want dan zou mijn volk hen vergeten.Maar laat hen door uw ingrijpen doelloos ronddwalen.Laat hen maar vallen, o Here,achter U kunnen wij wegschuilen.
13 Alles wat zij zeggen, is zonde.Zij denken dat zij onaantastbaar zijn.Neem hen gevangen om die hoogmoed,maar ook om de vloeken en leugens die zij uitspreken.
14 Vernietig hen in uw toorn,dood hen zodat wij hen nooit meer zullen zienen zij er niet meer zijn.Dan zullen zij beseffen dat God regeert in Israëlen ook in de rest van de wereld.