2 Luister naar mij, o God,als ik met mijn zorgen bij U kom.Bescherm mijn leventegen de aanvallen van de vijand.
3 Verberg mijals de misdadigers iets tegen mij beramen,als de zondaars het op mij gemunt hebben.
4 Zij scherpen hun tong alsof het een zwaard isen schieten hun boosaardige taal als pijlen op mij af.
5 Vanuit hun schuilplaats schieten zij op onschuldigen.Niets en niemand ontzien zij.
6 Zij wagen het kwade dingen te doenen spreken er zelfs over valstrikken te zetten.Zij denken dat niemand hen ziet.
7 Zij zijn op slechte dingen uit en zeggen:‘Nu is het zover, het plan is goed doordacht.’Ja, het hart van de mens is ondoorgrondelijk.
8 Maar God kan hen onverwacht treffen.Als Hij een pijl afschiet,is het altijd raak, zij zijn gewond.