47 De hagel vernielde de druivenoogsten de ijzel bevroor de moerbeibomen.
48 Ook het vee stierf door de hagelen de kudden door de bliksem.
49 Hij liet over heel Egypte zijn brandende toorn neerkomen,zijn boosheid en angstaanjagende woede.
50 Zo ging zijn toorn over heel Egypte.Hij beschermde hen niet tegen de dood,maar gaf hen prijs aan de pest.
51 Alle oudste zonen in Egypte stierven.
52 Hij verzamelde zijn volk, zoals men schapen verzamelt.Als een kudde leidde Hij henhet land Egypte uit, de woestijn in.
53 Hij bracht de Israëlieten veilig verderen zij kenden geen angst,want God had al hun vijanden laten verdrinken.