54 Hij bracht hen naar heilig terrein,naar de berg die Hij voor Zichzelf had uitgekozen,de Sinaï.
55 Hij verjoeg de volken die zij tegenkwamen.Hij gaf Israël hun bezittingenen liet de twaalf stammen in hun tenten wonen.
56 Maar zij bleven God uitdagenen waren opstandig tegen God, de Allerhoogste.Zij hielden zich ook niet aan zijn leefregels.
57 Zij gingen afgoden dienen en werden ontrouw,zoals eens hun voorouders.Zij beantwoordden niet aan zijn eisen.
58 Zij tergden Hem met hun afgodenaltarenen maakten Hem jaloers met hun beeldendienst.
59 God hoorde alles en ontstak in toorn.Hij steunde het volk niet langer.
60 Hij gaf de tabernakel over in vijandige handen.Hij verliet hem.